Vriendenlezing
En dat geldt ook voor landbouwarealen. Door de intensieve landbouw is het rijke bodemleven verstoord. Op een gegeven moment levert de bodem steeds minder op. Dit is een funeste ontwikkeling. De focus op grootschaligheid en snel geld verdienen put de bodem uit, maar heeft ook funeste gevolgen voor onze dieren.
Vriendenlezing van 25 oktober 2016 door Wessel van Vliet, projectmedewerker Geopark de Hondsrug.
Hortus Haren is onderdeel van Geopark Hondsrug en daar mogen we best trots op zijn. Dat heeft Wessel van Vliet overtuigend toegelicht aan zijn ongeveer tachtigkoppig publiek. De basis van het Geopark concept berust bij het feit dat het ijstijdenlandschap hier aan het aardoppervlak nog zichtbaar is. Elders is dat niet meer het geval. Friesland bijvoorbeeld is grotendeels bedekt met zeeklei. De meesten van ons zullen weten dat de 70 km lange Hondsrug van Emmen (30 m boven NAP) tot Groningen (ongeveer 9 m boven NAP) loopt en misschien ook dat deze bestaat uit een stelsel van vier evenwijdig lopende kaarsrechte ruggen van elkaar gescheiden door beekdalen. Maar er valt meer over te vertellen en na deze avond kunnen we ook veel zelf gaan zien en ervaren. We weten nu ook dat het Hoogstraatje (10 m boven NAP), een zijstraat van de Herestraat in Stad, haar naam eer aandoet.
De laatste drie ijstijden – Elster (460.000 – 420.000), Saale (240.000- 130.000) en Weichsel (20.000-11.000 jaar geleden) – hebben het Drentse landschap gevormd. Tijdens de Elster lag Drenthe onder een dik pakket ijs. De druk onder in dit landijs was gigantisch waardoor erosiegeulen ontstonden, waarin heel fijn, witglinsterend zand werd afgezet. Dit wordt de formatie van Peelo genoemd. De Saale IJstijd bedolf Drenthe opnieuw onder een honderden meters dikke gletsjer. Deze ijzige stroom bracht de – soms enorme – zwerfstenen uit Scandinavië mee. Binnen zo’n ijskap heerst hoge druk en er zit beweging in, waardoor veel stenen zijn vermalen tot keileem. Tijdens deze periode bevonden zich twee reusachtige kernen doodijs ten westen en ten oosten van wat wij nu als het Hondsrug gebied kennen. Er tussen perste zich een ijstrog van NW naar het bekken van Münster in het ZO en liet evenwijdig uitgeschuurde ruggen in de bodem achter. Deze sporen van de Saale IJstijd zijn nog niet uitgewist doordat gletsjers van de Weichsel IJstijd Drenthe niet bereikten.
Dat maakt het Hondsruggebied zo uniek. Elders zijn de sporen overdekt met zeeklei of uitgewist door de laatste ijskap. Bij het aardkundig monument bij Donderen is een steilrand profiel gemaakt. Geheel onderaan is spierwit zand: het zand van Peelo een smeltwater afzetting uit het Elsterien. Daarboven een smalle strook met keileem (Saale), waarboven een dik pakket oranje geel dekzand (Weichsel). Daarboven, donker gekleurd is de teelaarde uit latere tijden.
De nalatenschap van de ijstijden vinden we op allerlei manieren in het landschap en in de cultuur terug. De zwerfstenen (Saale) liggen los of zijn verwerkt in hunebedden, kerken, monumenten, keiweggetjes. Langeafstandswegen uit de Middeleeuwen, bijvoorbeeld van Coevorden naar Groningen, over de droge hoge ruggen uit het Saale tijdperk, zijn als karresporen nog volop in het landschap te traceren. Kastelen (Coevorden) en bolwerken, bijvoorbeeld bij het Besloten Veen, lagen bij kritieke doorgangsroutes tussen nat en droog terrein. Esdorpen ontstonden langs de flanken van de ruggen, met de akkers (de es) op de hogere delen en de groenlanden voor het vee in de lagere delen richting beek. Schaapskuddes graasden op de verderaf gelegen schrale dekzandgronden.
Drenthe is rijk aan archeologie. Er zijn Neanderthaler sporen gevonden, meer is bekend over de jager/verzamelaars die zich hier ophielden tijdens de Weichsel periode. En dan de hunebedbouwers of wel Trechterbekercultuur van ongeveer 3400 – 3200 v. Chr. Zij waren hier de eerste landbouwers, waarmee Drenthe een van de oudst bewoonde regio’s in Nederland is.
Het cultuurlandschap van Drenthe, dat tot uiting komt in het nederzettingspatroon van een rij van esdorpen aan beide flanken van de Hondsrug is dus ook geheel aangepast aan die direct zichtbare overblijfselen van de drie laatste ijstijden.
Alle vereisten – een samenhang van geologische, archeologische en culturele elementen – waren aanwezig voor een aanvraag voor de status van Geopark. In 2013 kon Drenthe zich voegen bij een netwerk van 120 geoparken wereldwijd die in 2015 allemaal de UNESCO erfgoed status kregen. Geopark Drenthe is een samenwerkingsverband van educatieve instellingen, recreatie, musea, natuur- en landschap organisaties. Via negen zogenaamde expeditiepoorten in bestaande musea kan men Drenthe aan de hand van een gekozen thema bezoeken. Zo zijn er wandel-, fiets-, kunst-, museumroutes. Of lezingen volgen bij de Hondsrug Academie. In totaal zijn er ongeveer 150 partners in deze netwerk-organisatie, die samen het draagvlak voor het Geopark vormen. Hiertoe behoort – u begrijpt dat wel – uiteraard ook Hortus botanicus Haren, waarbij de in aanleg zijnde Hondsrugtuin toegevoegde waarde heeft.
Na de pauze vertelt Wessel van Vliet over de tien nieuwe “hotspots” in Haren en Groningen, en maakt van de toehoorders enthousiaste ambassadeurs van het eigen Hondsruggebied.
De film, ook te vinden op de site www.geoparkdehondsrug.nl bevestigt het unieke van het Hondsruggebied.
Verslag van Marian Hulscher en Gré van Heusden.
Een verslag staat in het Vriendenbericht van mei 2016.
Er was veel belangstelling voor de interesante lezing. Een verslag staat in het Vriendenbericht van december 2015.
Vriendenlezing 26 Januari 2015, Wilde bijen in hun element
Inleiding
Op maandagavond 26 januari heeft er in Hortus Haren een lezing over wilde bijen plaatsgevonden. De lezing is georganiseerd en aangeboden door Vereniging Vrienden van de Hortus.
De spreker is Anne Jan Loonstra. Hij is medeauteur van het in 2012 verschenen boek 'De Nederlandse bijen', deel 11 van de reeks 'Natuur van Nederland’ en is aangesloten bij de sectie Hymenoptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging (NEV). Hij bestudeert al meer dan 10 jaar wilde bijen en geeft sinds 5 jaar lezingen, excursies, determinatielessen en workshops door heel Nederland. Sinds 2014 is hij op waarneming.nl actief als administrator voor wilde bijen waarnemingen.
Opzet lezing
Het uitgangspunt van deze lezing is systematisch en bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat om het kennismaken met wilde bijen, hun biologie, levensbehoeften, verbondenheid met het landschap en over alle bedreigingen. Het tweede deel gaat over onze omgang met het landschap en hoe dit verbonden is met het voorkomen van wilde bijen. Anne Jan geeft weer hoe we in het beheer en de inrichting van het landschap en ook in eigen tuin wilde bijen kunnen helpen door rekening te houden met hun levensbehoeften. Deze levensbehoeften worden door de lezing heen telkens aan het betreffende onderwerp terug gekoppeld of vergeleken zodat de toeschouwer de aangeboden informatie gemakkelijker kan begrijpen. Aan de hand van een PowerPoint presentatie worden alle onderwerpen met gebruik van eigengemaakte macrofoto’s, illustraties en korte filmpjes uit gelegd. Hij heeft eveneens verschillende ondersteunende documentatie (boeken, rapporten, brochures) die tijdens de pauze en naderhand kunnen worden ingezien.
Samenvatting
Een samenvatting en indruk van de lezing schiet al snel te kort omdat Anne Jan in iets minder dan twee uur in staat is een volledige profielschets van wilde bijen neer te zetten. Dat betekent dus veel informatie, vrijwel voornamelijk door foto en filmmateriaal en zijn begeleidende verhaal. Hieronder een beknopte uiteenzetting waar het over ging.
Levenscyclus
Het publiek krijgt in dit eerste deel (tot aan de pauze) een volledige profielschets van wilde bijen, dus over hun biologie, ecologische voorkeuren, gedragingen en natuurlijke en menselijke bedreigingen. Anne Jan vangt aan met een korte uiteenzetting van de levenscyclus van de bij. Wilde bijen kennen anders dan honingbijen meestal duidelijk afgebakende perioden van activiteit in het jaar. Sommige bijen vliegen vroeg in het voorjaar voor een aantal weken of paar maanden, andere vliegen uitsluitend in de zomermaanden. We kijken naar paring, paringsplaatsen, paring strategieën, verpopping en overwintering, alles duidelijk toegelicht met foto en filmmateriaal. Anne Jan laat prachtige beelden zien van voorzichtig opengewerkte bijennesten en verteld aan de hand van deze beelden hoe de volledige transformatie van ei tot bij tot stand komt. In Nederland is een dergelijke foto-documentatie uniek.
Foto links: Voedselvoorraad met ei van Rosse metselbij. Foto rechts: Opengewerkte cocon met daarin de pop van een Rosse metselbij. Fotografie: A.J. Loonstra.
Levensbehoeften en verbondenheid met het landschap
Bijen kennen een groot aantal behoeften en specifieke elementen uit het landschap die in deze behoeften voorzien. Anne Jan heeft dit voor de begrijpbaarheid beperkt tot vier basiselementen; nestplaats, nestmaterialen, voedsel en warmte. Binnen alle andere onderdelen (ook al in levenscyclus) wordt de rol en functie van deze elementen uitgelegd. Dit werkt voor de toeschouwer heel overzichtelijk en de complexe materie is daardoor gemakkelijker te begrijpen en te plaatsen.
Stuifmeel en nectar
Wilde bijen leven van stuifmeel en nectar. Dit is een van de meest basale levensbehoeften. Voor de nakomelingen maken ze hiervan een mix en de larve eet en volgroeit hiervan. De vrouwelijke bijen verzamelen dit van bloeiende planten, struiken of bomen. Sommige bijen kiezen hiervoor specifieke planten uit, dit zijn mono- en oligolectische bijen. Andere soorten foerageren op allerlei soorten planten, dit zijn polylectische bijen. Anne Jan laat een heldere vergelijking zien van hoe de bloeitijd van de voedselplant en de vliegtijd van de bij overeenkomen. Het wordt nog duidelijker wanneer hij ook aan kan tonen dat de verspreiding van de voedselplant bepalend is in het voorkomen van een bepaalde bij, het voorbeeld is de Heidezandbij die op de kustduinen na overal voorkomt waar Struikhei groeit. Binnen zijn verhaal over voedselplanten keuze komt naar voren dat oligolectische bijen kwetsbaarder zijn dan polylectische bijen en dat het verdwijnen van een specifieke voedselplant een lokale bijenpopulatie kan doen verdwijnen.
Foto links: Gewone slobkousbij op Grote wederik, een monolectische bij die uitsluitend op deze plant foerageert. Foto rechts: Grasbij op Grasklokje, een polylectische bij die op een zeer groot scala aan voedselplanten te vinden is. Fotografie: A.J. Loonstra.
Nestplaats en nestmaterialen
Twee andere basale levensbehoeften zijn een geschikte plaats in het landschap om te nestelen en eventueel nestmaterialen om dit in te richten. Bijen maken boven en ondergronds hun nesten. Bovengronds kan dat zijn in oude dode bomen met veel verlaten kevergangen of in dorre planten stengels. Ondergronds nestelen bijen meestal in kale, niet al te dicht begroeide bodems, hier graven de bijen zelf een nest. Zeer boeiend is ook het feit dat veel soorten bijen specifieke nestmaterialen gebruiken voor het bouwen en inrichten van hun nesten. Voorbeelden zijn stukjes blad, plantenharen, hars en aarde.
Foto links: Nestplaats in open stuk heide van de Pluimvoetbij, een ondergronds nestelende soort. Foto rechts: Dode afgestorven zomereiken vormen een aantrekkelijke nestplaats voor bovengronds nestelende bijen. Fotografie: A.J. Loonstra.
Foto links: Opengewerkte broedcel van de Tuinbladsnijder met (gele) voedselvoorraad en larve. Foto rechts: Tuinbladsnijder knipt een stukje blad uit Basterdwederik voor het bouwen van broedcellen in haar nest. Fotografie: A.J. Loonstra.
Mimicry
We maken kennis met vijanden waarvan ze te duchten hebben en kunnen ons verwonderen over hoe treffend sommige vliegen op de “gevaarlijke” bijen en wespen kunnen lijken. Bijzonder om te zien hoe veel andere bloem bezoekende insecten gebruik maken van deze mimicry, ze maken gebruik van de kennis/angst bij predatoren voor de angel van de bij. Mooie overeenkomstige kleur- en vormpatronen zien we bij veel soorten vliegen zoals bij: wolzwevers, dazen, wapen-, blaaskop-, roof- en sluipvliegen.
Foto links: Gewone wolzwever. Door sterke beharing en het foerageergedrag lijkt deze vlieg sterk op een bij. Foto rechts: De daas Heptatoma pellucens, door de beharing en lange antennen lijkt deze sterk op een bij. Fotografie: A.J. Loonstra.
Bedreigingen
Bijen kennen een groot aantal broedparasieten die het voorzien hebben op het door hun verzamelde voedsel, dit worden ook wel koekoeksbijen genoemd. Anne Jan toont verschillende manieren en tactieken over het leggen van het ei in andere nesten en geeft ons een intiem kijkje in de broedcellen en legt daarbij uit hoe de parasiet in staat is de gastheer te overmeesteren.
Foto links: Bruine rouwbij, een broedparasiet bij de Gewone Sachembij. Foto rechts: Sierlijke wespbij, een broedparasiet bij zandbijen. Fotografie: A.J. Loonstra.
Beheer en inrichting van onze leefomgeving
Na de pauze kijken we naar alles over beheer en inrichting van het landschap en hoe we bijen in onze eigen tuin kunnen helpen en aantrekken.
Het uitgangspunt is een voedselaanbod van maart-oktober in een kalenderjaar. Ter illustratie legt Anne Jan als eerste een duidelijk verband tussen voedselaanbod en een succesvolle ontwikkeling van een hommelvolk. Een koningin die vroeg in het voorjaar in alle eenzaamheid een nest aanlegt is voor haar voedsel op dat moment aangewezen op wilgen, krokus, dovenetels etc. Gedurende lente en zomer zal het nest groeien en is de koningin en ook haar werksters aangewezen op planten die dan groeien, bijvoorbeeld rode klaver, rolklaver of Bosandoorn. Vervolgens geeft Anne Jan aan hoe belangrijk daarom onze omgang met graslanden, bermen en houtwallen is. Binnen bij-vriendelijk beheer gaat het vooral om behoud van voedsel en nestplaatsen. Hij toont een groot aantal dia’s waarop zaken als maaibeleid, begrazingsbeleid en kapbeleid worden toegelicht aan de hand van praktijkvoorbeelden. Binnen deze voorbeelden laat hij zien wat er fout gaat en wat er goed gaat en vooral waarom. Voorbeelden zijn bloemrijke bermen waarbij alleen een halve meter naast de weg wordt gemaaid om dracht te behouden maar ook graslanden die volkomen afgemaaid zijn en waar bijen dus niet meer voorkomen. Verder laat hij zien hoe zowel boven als ondergrondse nestplekken behouden en gestimuleerd kunnen worden.
Foto links: Een ecologisch beheerd grasland dat zowel in lente als in zomer en voldoende dracht kent. Foto rechts: Speciaal ingericht deel van stadspark Groningen met stobben en volop drachtplanten. De combinatie werkte voor wilde bijen als een lokaal eldorado. Fotografie: A.J. Loonstra.
De eigen tuin
Een belangrijk onderdeel is de hulp aan bijen, wat kunnen we doen om insecten in je eigen tuin of omgeving te krijgen. Kijk eerst eens welke insecten en waardplanten er in de omgeving voorkomen. Uitgangspunt is inheems materiaal en b.v. geen cultivars met dichte kronen. Let op de bloeitijd van de planten en op je maaibeleid en dat van je omgeving. Het mooiste is als je voor een continu voedselaanbod kan zorgen. Anne Jan laat veel voorbeelden zien van kruidachtige planten als bolgewassen, Jacobskruiskruid, kruipende boterbloem, Bosandoorn, Raap-/Koolzaad, Smeerwortel, Phacelia, klokjesfamilie, grote ratelaar en de lipbloemigen in de kruidentuin. Ook bloeiende bomen en struiken zijn in trek: sleedoorn, braam, wilg, klimop. Door een soortenlijst van bijen uit eigen tuin (45 soorten) naast alle planten uit eigen tuin te leggen geeft Anne Jan duidelijk aan dat als sommige planten er niet zouden staan er ook specifieke bijen zullen verdwijnen.
Foto links: Een partij met bloeiende Bosandoorn is voor veel bijen een bijzonder aantrekkelijke voedselbron. Foto rechts: Voorbeeld van kleine zelfgemaakt bijenhotels. Let op zonnige en droge plaatsing. Fotografie: A.J. Loonstra.
Nesthulp kan in de eigen tuin vrij gemakkelijk gerealiseerd worden met kleine stammetjes of holle takken en stengels. Het is aan te raden kleinschalig te beginnen en daarna je aanbod van bijenhotels verder uit te breiden. Anne Jan benadrukt dat de gaten die je boort gaaf en zonder splinters moeten zijn, zowel binnen als buiten. Let bij gekochte bijenhotels speciaal op de afwerking, veel voldoen namelijk niet aan de eisen van wilde bijen.
Afsluiting
Tot slot benadrukt Anne Jan het belang van wilde bijen als wilde bestuivers en als schakel in onze voedselketen. Hij hoopt dat aan de hand van zijn systematische opzet, de foto’s en filmpjes een deur is open gegaan naar een groter bewustzijn en dat de gasten na de lezing met andere ogen kunnen kijken naar onze bloemenpracht en alles wat daar op vliegt. Veel van zijn filmpjes zijn weer te vinden op youtube door te zoeken op “ajloonstra”. Contact met Anne Jan kan gezocht worden per mail: ajloonstra@hotmail.com
Leuk om verder te lezen
De onderstaande referenties zijn compleet of in aparte hoofdstukken te downloaden.
De Nederlandse Bijen (Peeters et al. 2012): http://bestuivers.nl/Publicaties/De-Nederlandse-bijen
- Gasten van bijenhotels (Breugel 2014): http://bestuivers.nl/Publicaties/Gasten-van-bijenhotels
- Het ondergrondse leven van de Gewone Sachembij (Loonstra 2012): http://www.nev.nl/pages/publicaties/eb/nummers/2012/72-1-2/41-51.pdf
Belangrijke websites waar eveneens zeer veel downloadbaar is:
Website sectie Hymenoptera (NEV): http://www.hymenovaria.nl/
- Wildebijen.nl: http://www.wildebijen.nl/
- Drachtplanten: http://www.drachtplanten.nl
Vriendenlezing 29 Oktober 2014
Op 29 oktober vond de vriendenlezing "Genetische modificatie van planten - mogelijkheden en risico's voor de bodem" plaats met de spreker Prof. dr ir. Jan Dirk van Elsas, Microbiele Ecologie, Rijksuniversiteit Groningen.
Een verslag van deze lezing is opgenomen in het vriendenbericht van december 2014.
Vriendenlezing 15 April 2014
Op 15 april vond de vriendenlezing "Natuur rond het Zuidlaardermeer" plaats met de sprekers: Jan Stevens en Henk Mulder
Een verslag van deze lezing is opgenomen in het vriendenbericht van mei 2014.